Afgelopen zomer maakte ik met mijn dochters een parachutesprong op Texel. Een kadootje voor mijn 50e verjaardag.
Het was (met afstand) één van de spannendste dingen die ik in mijn leven heb gedaan.
De eerste 20 seconden dat ik uit dat vliegtuig sprong, dacht ik echt “Waarom doe ik dit? Is dit wel leuk?” Heel snel kreeg ik daarop antwoord: ja, enorm leuk. Volgend jaar willen we weer gaan. Want, het wás werkelijk gewéldig! Wát een ervaring.
En wat heb je een vertrouwen nodig, om letterlijk je leven toe te vertrouwen aan een onbekende, namelijk de parachutist met wie je de sprong gaat maken.
En toch deed ik dat. Ik vertrouwde op een goede afloop.
In mijn leven en werk heb ik regelmatig (veel) vertrouwen nodig. Zeker bij zaken waar ik nog geen ervaring mee heb. Of als er risico’s zijn. En daarin ben ik natuurlijk niet de enige: wat voor mij geldt, geldt waarschijnlijk voor de meeste mensen.
Er kan immers altijd van alles mis gaan…
Elk mens heeft vertrouwen nodig, want de wereld verandert onverbiddelijk. Rachel Botsman kan daar boeiend over vertellen in een TED talk. Van Botsman leer ik dat mensen steeds weer in staat zijn om een vertrouwensprong te maken, waarmee ze van bekend terrein durven te springen naar onbekend terrein. En daarmee vernieuwing en verandering bewerkstelligen. Want, mijn jongste dochter zei het al op Texel: “Je kunt toch niet je hele leven bang zijn voor het onbekende?”
Hoe doen mensen dat? Volgens Botsman zijn er enkele voorwaarden, voordat mensen een sprong in het duister of diepe met vertrouwen wagen. Welke parachute neemt men dan mee het vliegtuig in? Een parachute met minimaal drie vakjes:
- vertrouwen in het idee
- vertrouwen in de methode
- vertrouwen in de andere gebruikers.
Nou is er iets bijzonders aan de hand met vertrouwen: het verschuift.
In deze tijd verliezen we steeds meer vertrouwen in instituten, autoriteiten, de overheid en zo, maar tegelijkertijd vertrouwen we wildvreemden steeds meer. Het komt er op neer dat het vertrouwen van en in wildvreemden (zoals de mensen bij wie ik logeer via Airbnb) veel meer op basis van wederkerigheid gaat, dan bij vertrouwen in instituten of autoriteiten (dat is veel meer eenzijdig).
Er ontstaat een nieuw soort vertrouwen, gebaseerd op geloofwaardigheid.
Als gast word ik namelijk óók beoordeeld door degene bij wie ik logeer. Ik word daardoor extra aangemoedigd om me niet anoniem, maar juist verantwoordelijk te gedragen. En dat verwacht ik ook van mijn gastvrouw of -heer.
Vertrouwen verschuift van instituten naar personen. Ben je als instituut het vertrouwen van en in anderen kwijt, dan is het vrijwel onmogelijk om die terug te winnen.
Bij de overheid zien we eveneens dat vertrouwen verschuift. Neem nou de nieuwe Omgevingswet: aan de ene kant wil de wetgever in de Omgevingswet meer macht geven aan de burger. Daarmee hebben we dus een overheid die de burger (meer) vertrouwt. Aan de andere kant hebben bestuursorganen bij diezelfde overheid daar grote moeite mee en ziet men dat als een gebrek aan vertrouwen in hún functioneren: de wetgever die haar eigen bestuurders niet vertrouwt en om die reden de verantwoordelijkheid maar bij de burger neerlegt. En wie mag vervolgens de scherven opruimen? mr. Trees van der Schoot signaleert de dilemma’s in haar blog RO voor de gemeente. En ondertussen zien we bij de burger minder vertrouwen in de overheid, met zowel apathie als eigengereidheid als gevolg.
Ik zie kansen voor mensen die op een andere manier durven te vertrouwen. Die vertrouwen durven te hebben in hun eigen kwaliteiten en kennis (stap 1). En dat ook onderhouden. Daarnaast hebben die mensen ook vertrouwen in nieuwe technieken en methodes (stap 2). Ze durven dus te experimenteren en te innoveren. En ten slotte zie ik kansen voor mensen die graag samenwerken met andere mensen. Omdat ze die vertrouwen (stap 3).
Hoe ga jij daar mee om? Durf jij al te springen? En waar spring je naar toe?