We hadden afscheid genomen van de wederpartij en ik ging weer aan tafel zitten bij mijn cliënt thuis.
We namen nog een kopje thee.
In mijn gedachten was ik bezig om het gesprek – dat we zo net hadden gehad – om te zetten in juridische actie. Wie doet wat wanneer? En waarom? Er maalden allerlei juridische en praktische gedachten door mijn hoofd over het vervolg in dit dossier.
Ik zat – kortom – helemaal professioneel te wezen en was gericht op actie. Had immers niet voor niks dat hele eind in de auto gezeten en mijn nette pak aangetrokken. Ik was hier ‘mevrouw de deskundige’ en dat zou ik uitstralen ook. Nou snel dit overleg afronden en weer naar huis, want elk kwartier extra kletsen kost de cliënt alleen maar geld. En dat willen we natuurlijk niet.
En toen kwam het.
Die volledig onverwachte opmerking van mijn cliënt:
“Ik vond haar maar een kreng…”
Eh, wie precies? Nou, die ene juriste van de wederpartij. Nee, die andere van de wederpartij was wel oké. Maar die juriste was echt een kreng….
Juist ja, die juriste waarvan ik nou juist vond dat ze echt goed partij gaf tijdens het gesprek. Die juriste waarvan ik met waardering constateerde dat ze haar vak goed verstond. Die vond mijn cliënt dus ‘een kreng’.
Goh. Oei.
Onmiddellijk sloegen mijn gedachten op hol:
Denkt ie nou ook zo over mij?
Denkt ie nou over alle juristen zo?
Waarom heb ik die opvatting van mijn cliënt helemaal gemist, tijdens het gesprek?
Ja, maar: ze deed toch alleen maar haar werk? Ik vond eigenlijk dat ze dat heel goed had gedaan. Dit is geen gemakkelijke wederpartij, we zullen alles uit de kast moeten halen om deze zaak tot een goed einde te brengen.
Mijn cliënt voelde zich door deze juriste in een hoek gedreven. Hij had gemerkt dat haar vragen gericht waren op het verzamelen van feiten en het afvinken van juridische voor- en nadelen. Dat had ik natuurlijk ook meteen door, maar mijn cliënt vond dat bepaald geen leuk juridisch steekspel. Hij werd er nijdig van.
Voor hem was deze zaak geen werk of interessante materie voor vakspecialisten.
Voor hem was dit zijn huis, zijn grond en zijn leven.
En hij sliep er niet van.
Ik leerde een belangrijke les: mensen kunnen totaal anders in een gesprek zitten dan jij. Hebben emotie. En ze kunnen je als jurist totaal anders beoordelen, dan jijzelf zou doen. En nee, dat kan je niet altijd voorkomen, hoe goed je ook je best doet. Je kunt wel elke keer weer jezelf voorhouden dat je voor mensen werkt, niet voor abstracte zaken. Voor mij is het werk, voor mijn cliënten is het zo veel meer.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]
Juristen zijn net mensen, zo weet ik uit ‘mijn vorige leven’. Mooi blog Liesbeth, met een prachtige oproep om vooral over de grenzen van je eigen vak heen te (blijven) kijken!
Dank je wel, Josien.
Naar mijn mening is de reactie van jouw cliënt óók rolbevestigend. Een juriste die zich zakelijk opstelt, is ‘een kreng’ (want niet lief). Hoe zou deze cliënt een jurist met dezelfde zakelijke opstelling hebben beoordeeld? Als ‘professioneel’, ‘goed in zijn werk’? Ieder haar/zijn eigen stijl van werken, wat mij betreft!
Tja, Jacqueline, dat kan natuurlijk allemaal. Mensen zijn niet altijd consequent.
Levelen met verschillende actoren is zeer belangrijk. Behoor je als jurist snel te leren.
Heb je dat in je opleiding voldoende geleerd? Of is het meer een competentie die je in de praktijk moet leren?
Ik kan iedere jurist een (basis) opleiding mediation aanbevelen. Niet zozeer om altijd maar die oplossing te vinden door bemiddeling, maar om vaardigheden aan te leren die nuttig zijn in de juridische praktijk van elke dag.
Goeie tip, Ida!
ik maak dat ook regelmatig mee bij mediationwerk. wordt je gevraagd als mediator en denkt 1 van de partijen ineens dat alle voorgaande adviezen van een jurist niet meer besproken zouden hoeven worden.
Dat maakt het lastig een juiste balans te vinden tussen zakelijk en menselijk. Zakelijk is nodig om zaken goed te regelen maar menselijk zijn hoort erbij………………